Een bijbaan in de politiek. Niet heel gebruikelijk en al helemaal niet als deze ‘bijbaan’ een volledige werkweek in beslag neemt. Ruben Mink (24) is afgelopen maanden fractievoorzitter van het CDA in Rotterdam geweest en kreeg daarvoor een vergoeding van € 1500 per maand. “Het is ontzettend mooi dat ik de kans heb gekregen deze ervaring op te doen, maar nu wil ik eerst mijn master afronden.”

Ruben Mink (links) met de CDA-fractie
Hoe ben je in de politiek terechtgekomen?
“De opkomst van Pim Fortuyn en de beweging die hij veroorzaakte heeft mij getriggerd politiek meer te volgen. Op aanraden van iemand ben ik gaan kijken bij een politieke jongerenorganisatie, het CDJA. Ze organiseerden leuke bijeenkomsten en daarnaast waren er ook borrels. Het gaat niet alleen om inhoud, het is ook gewoon een leuke club mensen.
“Via het CDJA kreeg ik een bijbaantje als assistent bij de fractie in Houten, wat inhield dat ik onder andere notulen maakte en hielp bij activiteiten. Dat was mijn eerste aanraking met de lokale politiek. Je ziet dan hoe het werkt in een fractie, wat er allemaal bij komt kijken.
“Toen ik bedrijfseconomie in Rotterdam studeerde, belandde ik in de jongerenraad van Rotterdam. We kwamen op voor de belangen van jongeren in Rotterdam en gaven advies aan het stadsbestuur. Omdat ik daar actief was, werd ik door het CDA gevraagd mee te schrijven aan het verkiezingsprogramma van 2010 en vervolgens heb ik ook gesolliciteerd voor de stedelijke lijst. Het was een enorme verassing dat ik op nummer twee werd geplaatst. In een klap sta je dan als 20-jarige achter de lijsttrekker. De reacties waren ook erg positief: zo’n jong iemand die betrokken is bij de stad.”
Hoe heb je die campagnetijd toen ervaren? Heb je je speciaal op jongeren gericht?
“Jazeker wel. Het was voor het CDA ook een gerichte keuze om mij zo hoog op de lijst te plaatsen, ze waren toe aan vernieuwing en een jong gezicht op de lijst kon weer andere kiezers aantrekken. Ik heb veel campagne gevoerd onder studenten, maar als nummer twee op de lijst heb ik ook veel debatten gedaan. Dat was zeker in het begin erg spannend. Je staat daar en op elke vraag moet je een antwoord hebben. Ik haalde niet genoeg voorkeurstemmen en ben niet in de raad gekomen. Dat was best een teleurstelling.
“In 2011 kwam ik alsnog in de raad vanwege een zwangerschapsverlof. Vorig jaar was diezelfde vrouw weer zwanger en mocht ik het weer tijdelijk overnemen. Kort daarna ging de fractievoorzitter weg en werd mij gevraagd of ik zijn plaats wilde innemen. Samengevat: een politieke carrière kun je absoluut niet plannen. Wel moet je de kansen die je krijgt aangrijpen, dus het is niet alleen toeval. Daarnaast was het ook een bewuste keuze, ik wilde ervoor gaan. Het wordt je niet zomaar gegeven, het is ook hard werken.”
Hoe kijk je terug op de afgelopen maanden? Welke ervaring en vaardigheden heb je opgedaan?
“Mijn tijd als fractievoorzitter was weer heel anders dan als raadslid. Als raadslid ben je verantwoordelijk voor bepaalde onderwerpen, in mijn geval financieel-economische thema’s, verkeer en openbaar vervoer. Daarnaast focus je je op wat je zelf belangrijk vindt. Als fractievoorzitter heb je medewerkers en stagiairs onder je. Je moet ervoor zorgen dat je als fractie één lijn trekt en moet dus goed afstemmen wie doet wat. Daarnaast was ik verantwoordelijk voor de besluitvorming.”
Je hebt besloten om komende vier jaar niet actief te zijn in de lokale politiek. Waarom heb je de keuze gemaakt daarin niet door te gaan?
“Ik wil nu eerst mijn master bedrijfseconomie afronden en daarna ook liever eerst aan het werk. Als ik nu door zou gaan in de gemeenteraad kies ik voor een politieke carrière. Dat is niet wat ik wil. De politici die mij het meest aanspreken hebben ergens anders ervaring opgedaan, een bepaalde expertise opgebouwd. Ze hebben gezien hoe het gaat in bijvoorbeeld de jeugdzorg, het onderwijs of als ondernemer. Dat vind ik heel mooi en ik heb die ervaring nog niet. Dus ik sluit politiek ook niet uit, want ik vind het wel hartstikke leuk en ik ga het ook missen, maar voorlopig focus ik me op andere dingen.”
Kun je een bijbaan in de politiek met je studie combineren?
“Het kan wel, maar het is niet makkelijk. Ik heb er ook voor gekozen om mijn bijbaan bij een internetbedrijf niet op te zeggen. De functie van fractievoorzitter neemt wel echt 40 uur in beslag. Daarnaast werkte ik 16 tot 20 uur in de week en volgde ik ook nog een vak, waar ik in het weekend dan voor studeerde. Het is heel hard werken geweest. Over het algemeen moet zeker een positie in de gemeenteraad prima te combineren zijn, maar dat blijft natuurlijk persoonlijk. Het feit dat je misschien wat uitloopt met je studie moet geen belemmering zijn om politieke ervaring op te doen.”
Wat zijn concrete dingen die jij bereikt hebt?
“Ik wil graag twee voorbeelden noemen. In 2011 heb ik burgemeester Aboutaleb meegenomen op een tour langs de studentenverenigingen. Er mocht wel wat meer aandacht komen vanuit de politiek voor studenten en ook vanuit studenten voor de lokale politiek. Die tour was echt hartstikke leuk, ik waardeer het enorm dat de burgemeester op mijn oproep is ingegaan. Zulke dingen zorgen natuurlijk alleen voor verbetering als je het structureel doet. Daarom hebben we afgelopen jaar ook regelmatig studenten uitgenodigd op het stadhuis.
“Een tweede voorbeeld is het verduurzamen van de sportverenigingen, waar ik ook in 2011 mee begonnen ben. Sportvereniging hebben vaak geen middelen om te investeren, terwijl ze er wel geld op kunnen verdienen. Ze kunnen nu een lening aangaan bij de bank waar de gemeente garant voor staat, zodat ze kunnen investeren in efficiënter energiegebruik en die financiering betaalt zichzelf terug. Dat is het mooie eraan, het is geen subsidie, maar verenigingen delen wel mee in de winst.”
Zie je het als probleem dat jongeren niet geïnteresseerd zijn in politiek?
“Niet iedereen hoeft actief te zijn natuurlijk, ik vind wel dat iedereen bijvoorbeeld de plicht heeft te gaan stemmen en dus heb je ook de plicht om je bezig te houden met wat er in de stad gebeurt.
“Studenten moeten kijken welke partij eraan bijdraagt om de stad aantrekkelijker te maken. In het geval van Rotterdam: hoe houd je studenten hier? Je mag daarbij best persoonlijk kijken wie jouw belangen het beste vertegenwoordigt. Het moet om inhoud gaan, maar andere factoren kunnen ook belangrijk zijn.”